zondag 20 februari 2011

vierde groentjeswandeling

Het gebied 'de ruige heide' is het laatste stukje van de Brabantse wal. De zee kwam lang geleden tot hier en de grote rivieren dus ook. Het vruchtbaarmakende sediment van deze rivieren werd afgezet en het zand is afkomstig van de zee en werd naar hier gewaaid door de noordwestenwinden. De ruige heide was, zoals de naam en de grondsoort al doen vermoeden, oorspronkelijk een stukje heide.

Maar wat is natuurlijk wanneer je de natuur zijn gang laat gaan ? Juist, de vegetatie evolueert tot de climaxvegetatie, wat op zandgrond een bos van berken en eiken is. Omdat door de vele bomen de wind minder zand kan verstuiven verdwijnen die ook en geraken langzamerhand verstopt door korstmossen, mossen en door de ijverige zandzegge die het zand goed kan vastleggen.

Dit is niet wat gewenst is, heide is wat origineler dan bos, en met veel vrijwilligers, moed en volharding, de toestemming van Europa en de Belgische staat wordt daar nu aan gewerkt. Het motto is 'terug naar af'.

De eerste hinderpaal zijn de huizen die er staan. Die staan er omdat de ruige heide vroeger helemaal verkaveld was. Nu mogen de huizen en huisjes die er staan blijven, maar gebouwd mag niet meer.

Daarna werd de rotzooi verwijderd. Het bos was bijna een stort geworden.

Vervolgens wordt aan het heideherstel gewerkt. Heidestruiken groeien niet al te best tussen de bomen, dus de meeste bomen moeten verdwijnen. De aanwezige prachtexemplaren vormen wel de uitzondering, zij krijgen een permanente verblijfsvergunning.

De grootste uitdaging vormt de Amerikaanse, dus exotische vogelkers. Ginder is dat een rechte boom (ideaal voor plankjes), het hout brandt goed en de boom zorgt voor veel en goed verteerbaar bladafval (wat de grond dus vruchtbaarder maakt). Dit alles verklaart 't feit dat die boom vanaf de 17de eeuw geïmporteerd werd. Maar, hoe is 't mogelijk, hier groeit deze boom in alle richtingen (bye bye planken) en de boom put de grond uit (bye bye landbouwplannen). Weg dus daarmee.



Dit is wel niet gemakkelijk, een zaailing kan je met wat kracht uittrekken, maar eens die éénmaal is afgezaagd met een bosmaaier en daarna weer uitschiet is die door de enorme worteltoename nog moeilijk uit de grond te trekken (of deed Koen maar alsof ?). Grof geschut (zagen) zijn dus nodig, en als finishing touch worden de stompjes ingesmeerd met een appelblauwzeegroen dodelijk mengseltje.



Gelukkig hebben de lekkere (voor de vogels toch) zaadjes maar kiemkracht voor twee jaren, dus aan 't zware werk komt wel een eind. Maar moeten de Amerikaanse vogelkers in de buurt dan ook niet weg ?

Dit alles moet niet gratis gebeuren. Per hectare krijgt men een subsidie om het gebied te beheren. Vaak is dit niet voldoende om het onderhoud (wat om de 5 jaar wordt gecontroleerd) te bekostigen, maar 't helpt wel. Het hout van deze acties (ook berk en eik worden verwijderd) wordt soms verkocht, soms geschonken aan de hardwerkende vrijwilligers en wordt ook naar de loods in de Oude Landen (Ekeren) gevoerd, waar het in de kachel zal belanden.

De dierlijke grazende heideherstellers zijn (nog) niet aanwezig in de ruige heide, spijtig, want koetjes en schaapjes kunnen meehelpen om zand zand te laten blijven. Schapen snoeien al etend de heidestruikjes, en koeien knagen jonge boompjes snel in de vernieling en kunnen zelfs een grotere boom elimineren door de bast los te wrijven.

Het gebied op zich is de moeite om te verkennen. Berken, eiken (met erin een enorm aantal insecten), grove den (bovenaan met een rossige afgeplatte kruin) en zwarte den (rechte stam, volle kruin en dikke zwarte kegels) vormen de meerderheid van het bomenbestand. Ook zijn er vliegdennen (de naam komt van 't feit dat de zaadjes al vliegend tot daar zijn geraakt en er daar gekiemd zijn).



Nog andere bomen zijn de lijsterbes (met nu pluche knopjes) en het sporkeboompje dat een geschenk is voor de imkers wat dit boompje levert ettelijke maanden voedsel voor de bijtjes en wat minder voor wie de besjes eet. Gelukkig is de oplossing nabij :

De bladeren van stinkende gouwe stonden ook al fris te wezen en de brandnetel (deze stikstofminnende plant is zeer geliefd bij vele soorten vlinders) was ook al zichtbaar. Iets kleiner is het rendiermos en de heidelucifer die we niet gezien hebben (maar die ik daar wel weet staan).
Het omgekapte nest (van een slechte vlieger, want maar op een goeie meter hoog) van een grote bonte specht stond ook op het pad van onze wandeling.




Deze wandeling (droog en allesbehalve zonnig), waar we dankzij het foute adres enkel met veel geluk aankwamen), werd afgesloten door wat meer of minder noeste handenarbeid van enkele groentjes, dus 't was weer een nuttige groentjesvoormiddag.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten