Deze dijk vormt nu de scheiding tussen het natuurgebied de bospolder en het recreatiegebied de Ekerse putten. Naast deze dijk liggen er twee putten, de kleine put (waar niet gezwommen/gedoken mag worden) en de grote put waar in een deel wel mag gedoken worden, en deze sport wordt hier veel beoefend. Wij kwamen wel niet om te duiken in het ijskoude water, we beperkten ons tot het droogweg bekijken van de water- en zangvogels.
De putten zijn een geliefd verblijf van de watervogels want de maximale diepte bedraagt 19 m en ze vriezen dus zelden toe maar bovendien, in de putten is er een overvloed aan plantaardig en dierlijk voedsel. En omdat er genoeg struiken en bomen in de buurt zijn zijn de zangvogels ook aanwezig.
Bij de watervogels zijn de mannetjes meer huismus dan de vrouwtjes, ze trekken niet zo ver weg met als gevolg dat ze dus eerder weer in hun broedterrein aankomen. Zo kunnen ze dus al aan de strijd beginnen om het beste nestplekje in te palmen. Wanneer in 't seizoen de vogels meer interesse krijgen in de andere sekse hangt voornamelijk af van de lengte van de dagen, en niet zozeer van de temperatuur.
De vogel die we bij de eerste stop het beste konden bestuderen was de meerkoet. Een zwart beestje met een witte bles (plekje boven de snavel, dient als stootkussen tijdens de seksuele concurrentiestrijd). Samen met de waterhoenen vormen deze meerkoeten de groep van de bleshoenders.
Ook meeuwen waren van de partij. Zo waren de kokmeeuwen (met de rode poten en bek en een winters koptelefoontje) en de stormmeeuwen (geel-grijze poten en bek) de talrijkste.
De aalscholvers (nu met een witte plek op de zijkant) vlogen vaak van de éne kant van de put naar de andere. Dit zijn fenomenale duikers, ze regelen hun soortelijk gewicht door middel van luchtzakken en de hoeveelheid lucht die tussen hun veren blijft zitten. De laatste 20 jaar is hun aantal in onze streken weer gestegen.
Een blauwe reiger bleef ook mooi in 't zicht zitten. Op 't gras zagen we zijn redelijk vloeibare witte uitwerpselen. Echt, schijten als een reiger, een waarheid als een koe.
Van de futen kregen we twee soorten te zien. Een koppeltje futen liet zich niet door ons afleiden en was aan het baltsen. Maar het bleef bij speed dating, het hofmaken was van zeer korte duur. De dodaars was er ook, dat is het kleine broertje van de futen en die is mooi kastanjekleurig.
En, last but not least, was er nog een bonte verzameling eenden. De kuifeend (mannetje meer zwart dan het bruinere vrouwtje), de tafeleend en de krakeend (mannetjes zonder felle kleurtjes) lagen te dobberen op het water. De eenden worden in drie groepen ingedeeld : de duikeenden (die echte duikers zijn), de grondeleenden (je weet wel, die met hun poepje boven het water uitsteken) en de badeendjes. Bij de meeste eenden is het mannetje feller gekleurd dan het vrouwtje, maar bij de krakeend is het simpelweg uniseks.
Als afwisseling waren er ook de drogere zangvogels. Een winterkoninkje hebben we enkel gehoord maar anderen soorten lieten zich wel zien. Een eenzame distelvink, een boomkruiper, een grote bonte specht, staartmezen, koolmezen, wat eksters en kraaien, ze waren allen op de afspraak. Maar de grootste attractie was wel de leuke troep taterende sijsjes, mooi geelgroen en de mannetjes hadden zelf hun zwart klakje opgezet, waarschijnlijk als bescherming tegen de felle winterzon.
Spijtig genoeg waren de planten zo vroeg op het jaar nog niet zo kleurrijk, maar de hazelaar stond toch al te pronken met zijn piepkleine rode bloempjes.
De terugweg verliep heel wat sneller dan de heenweg, en liep door de bospolder.
Aan alles komt een eind, dus ook aan onze eerste groentjeswandeling. Ludo temperde ons enthousiasme wel door te vertellen dat hij hier nog nooit zo weinig watervogels had gezien, maar voor ons was 't toch goed want 'trop is te veel en te veel is trop' !
Met mooie beelden op ons netvlies, interessante weetjes in onze hersenen (of op een papiertje), een beetje opgewarmd door een stralend winterzonnetje, arriveerden we na 2,5 uur weer aan ons startpunt.
Conclusie : eind goed, al goed !